maandag 28 februari 2011

Les 3 Suitertijd - Annemieke

S 1/160 - f 3,5
ISO 100 - met filts

S 5 - f 22 - ISO 800
s 1/3 - f 6,3
S 1/3 - f 36
S 1/2 - f 13,0 - ISO 3200
S 1/5 - f 25

zondag 20 februari 2011

les 2 Diafragma / Nelleke

f16 / 1,6s / 50mm / iso 400
f16 / 3,2s / 42 mm / iso 400
f6,3 / 1,6s / 35mm / iso 400
f6,3 / 1,3s / 70mm /
f16 / 3,2s / 42 mm / iso 400

donderdag 17 februari 2011

Les 3 Sluitertijd & beweging


Les 3  Sluitertijd, wat is dat, en hoe moet ik het gebruiken?
* Fotograferen = Schrijven met licht.
* Bij fotografie staat of valt alles met licht en belichting. Te weinig licht betekent dat je detail verliest (verdwijnt in zwart), te veel licht ook (verdwijnt in wit). De sluitertijd van de camera bepaalt hoeveel licht er op de sensor valt en dus ook hoeveel detail je in een foto ziet. Maar ook hoe scherp of onscherp de foto er uit komt te zien.
* Sluitertijd is één van de belangrijkste elementen in de belichtingsdriehoek.
Belichtingsdriehoek: sluitertijd, diafragma & ISO.

* De sluiter bevindt zich tussen de lens en de sensor, en bepaalt in combinatie met het diafragma de hoeveelheid licht die op de sensor valt. Sluitertijd is het aantal seconden dat de sluiter openstaat, en hoelang het licht op de sensor valt. Het typische klik-klak geluid.

*
Simpeler gezegd: hoe langer de sluitertijd, des te meer licht er op de sensor valt. De sluitertijd bepaalt de scherpte van de foto. Hoe korter de sluitertijd, hoe scherper de foto.
* Let op: hoe langer de sluitertijd, des te langer je de camera stil moet houden =bewegingsonscherpte. Gebruik daarom altijd een statief als je langere sluitertijden gebruikt.
De sluitertijd wordt aangegeven in seconden.
Een normale reeks sluitertijden is (van lang naar kort):
8 sec - 4 sec - 2 sec - 1 sec, 1/2 sec, 1/4, 1/8, 1/15, 1/30, 1/60, 1/125, 1/250, 1/500, 1/1000

Elke stap van links naar rechts betekent de helft van de hoeveelheid licht die wordt doorgelaten en op de chip terecht komt. Elke stap van rechts naar links geeft de dubbele hoeveelheid licht. Dus bij een sluitertijd van 1/60 seconde wordt half zoveel licht doorgelaten als bij 1/30 seconde. Hoe hoger het getal, hoe sneller de sluiter weer dicht gaat en hoe minder licht er op de sensor valt.

Lichtmeter
* Er is niet één ‘juiste sluitertijd’, de benodigde sluitertijd – om een goed belichte en niet bewogen foto te krijgen – wordt bepaald door de hoeveelheid aanwezig licht in een scène, de opening van het diafragma en het gewenste effect. De sluitertijd hoef je niet te gokken, daar helpt de ingebouwde lichtmeter van de camera bij.
* Het streepje in je camera geeft aan of de lichtmeter van de camera vindt dat de foto
precies goed streepje staat in het midden.
onderbelicht streepje aan de linkerkant van het midden of
overbelicht aan de rechterkant van het midden is.
* Omdat de camera altijd belicht op gemiddeld 18% grijs in de foto krijg je over het algemeen foto’s die redelijk wat details laten zien in de donkere delen en ook redelijk wat detail laten zien in de lichtere delen van de foto (wel afhankelijk van je onderwerp en het aanwezige contrast).
* Maar hierdoor loop je ook het risico dat de mooie kleuren (bijvoorbeeld bij een zonsondergang) wat onderdrukt worden. Dit betekent dat zwart minder zwart wordt en wit minder wit.
* Het loont om zelf de belichting in te stellen of bij te stellen om meer controle uit te oefenen over de foto. Dit kan door te kiezen om iets onder te belichten of juist over te belichten afhankelijk van de situatie. Controleer de handleiding van de camera om te zien hoe je dat voor jouw camera kunt doen.
Stilhouden& Cameratrilling.
*
Hoe langer de sluitertijd is, hoe meer risico je loopt dat de foto bewogen is. Je moet namelijk de camera stil houden zo lang er licht op de sensor valt. Wordt de sluitertijd te lang, dan wordt de foto onscherp door de beweging in je handen als je de camera niet op een statief hebt staan.
* Een ezelsbruggetje:
Als je met een 70-300mm zoomlens op 200mm fotografeert, dan moet je sluitertijd ruwweg 1/200s zijn om een beeld zonder onbedoelde bewegingsonscherpte te kunnen garanderen.
Met een 18-200mm lens op 50mm, laagste sluitertijd ongeveer 1/50s
* Met zoomlenzen is het dus lastig om uit de hand te fotograferen.
Gelukkig is er beeldstabilisatie techniek ontwikkeld. Hulpmiddelen als Image Stabilisation (IS, Canon) of Vibration Reducation (VR, Nikon) op lenzen kunnen helpen om toch iets af te wijken van dit ezelsbruggetje.

Sluitertijd verlengen of verkorten

De sluitertijd wordt grotendeels bepaald door het aanwezige natuurlijke of kunstmatige (flits) licht. Afhankelijk daarvan kun je aanpassingen doen om tot de gewenste sluitertijd te komen.
Donker? Sluitertijd te lang? Diafragma en/of ISO aanpassen.
Bijv.  1”s  f11 iso 400 naar 1/6s f4.5 iso 400 = nog te langzaam naar 1/30s f4.5 iso 1600.
Is er juist te veel licht?
 Dan kun je er juist voor kiezen om het diafragma verder te sluiten (een hoger f-getal, bijvoorbeeld f/8 in plaats van f/5.6) of indien je dan te veel scherptediepte krijgt een polarisatiefilter
of grijsfilter voor de lens te plaatsen om minder licht op de sensor te laten vallen.
Wanneer gebruik je een langere sluitertijd?
Een langere sluitertijd is nodig als er weinig licht is. Ideaal om 's avonds in het donker foto's te nemen. Wil je bijvoorbeeld vuurwerk op de foto zetten, dan heb je een hele lange sluitertijd nodig.

En een korte sluitertijd?
Bij een hele korte sluitertijd komt er dus weinig licht in de camera. Dit kun je gebruiken om sportfoto's te maken, waarbij het onderwerp snel beweegt, zoals motorcross, formule 1. Ook kun je een korte sluitertijd overdag gebruiken, als het mooi weer is, en dus minder licht nodig is om een foto te maken.

De sluitertijd bepaalt dus in grote mate of een foto bewegingonscherpte te zien geeft

TV.
Wil je je niet bezig hoeven houden met ISO en diafragma, maar wel creatief willen werken met de sluitertijd, dan kun je gebruik maken van de sluitertijdprioriteit
stand op de camera (Tv bij Canon of S bij Nikon). Je stelt dan een voorkeur in voor de sluitertijd, de camera zorgt er voor dat het juiste diafragma en eventueel ook de ISO waarde er bij wordt gezocht om deze sluitertijden ook mogelijk te maken.


Effecten.
Je kunt ook speciale effecten bereiken door te spelen met de sluitertijd.
* Beweging bevriezen.
Probeer eens een beweging te bevriezen, bv een snel rijdende auto of trein. Met een korte sluitertijd van 1/1000, of 1/2000 kun je dit bereiken.
Verschil zit wel in hoe het object door het beeld gaat. Door het beeld. Diagonaal of Naar de camera
* Beweging vervagen.
Wil je een waterval een 'sprookjesachtig' effect geven, gebruik je een lange sluitertijd, zoals 1/8. Een snelle sluitertijd zou elke druppel apart vastleggen.

Of loop je 's avonds door de stad, probeer dan eens een auto te fotograferen met een sluitertijd van 3 seconden. Je krijgt prachtige rode strepen ipv achterlichten..
Ook met stilstaande voorwerpen kun je toch een dynamische foto maken, door met een lange sluitertijd in te zoomen.

* Panning.
Panning betekent dat je met de lens probeert vanaf de opening van de sluiter tot aan het sluiten van de sluiter het onderwerp op dezelfde plek in het beeld te houden. Dit betekent dat je erg precies moet mikken met de langere sluitertijden. De beste tip is hiervoor dat je al voordat je de sluiter indrukt je hat object volgt, je drukt af op het punt waar je de auto wilt vastleggen en ondertussen volg je met de lens de auto mee totdat de foto is genomen (en nog iets erna).
Je maakt dus een vloeiende beweging met je camera, je volgt het object vanaf het moment dat hij in beeld komt totdat hij uit het beeld verdwijnt en tussendoor druk je af. Hoe vloeiender de beweging, hoe beter het eindresultaat. Deze techniek vergt wat oefening, hoe vaker je het doet, hoe beter de resultaten.

De kunst zit er echter in om snelheid in de foto te krijgen en dit wordt meestal bereikt door de achtergrond door de beweging onscherp te maken en het object scherp in beeld te brengen. En dit effect zie je het beste door de auto van de zijkant te fotograferen.
Meebewegen met bijv. een auto geeft een onscherpe achtergrond. Kies een sluitertijd rond de 1/100s zodat de autowielen niet stilstaan, maar beweging suggereren.
Een langere sluitertijd en meebewegen met een auto zorgt er voor dat de auto haarscherp wordt, maar dat er wel beweging in de auto zit doordat de wielen echt draaien en de omgeving onscherp is.

*
Door te spelen met sluitertijden en je cameratechniek aan te passen kun je meer dynamiek in je foto’s brengen. Het vastleggen vergt soms iets meer oefening van de fotograaf, maar de resultaten zijn de moeite waard.
Opdracht.
Fotografeer hetzelfde onderwerp met verschillende sluitertijden.
Pas vervolgens panning toe. Beweeg met het onderwerp mee.
Kies een onderwerp wat bij je past. Dus bijv. Je kinderen of een sport waar je van houdt.

Extra opdracht:
Maak even foto bij nacht. Gebruik een lange sluitertijd. Gebruik statief of alternatief. Gebruik de zelfontspanner voor zo min mogelijk trillingen.
Tip:
Als je niet zo goed begrijpt wat er gebeurt is het handig om een trappetje te maken.
Maak enkele foto’s op dezelfde plaats (desnoods op statief) en stel de sluitertijd elke keer bij.
Ga bijv. van 1/500 naar 1/125 naar 1/30 naar 1/8 en naar 1 sec. Je ziet heel duidelijk het resultaat.
Zorg er wel voor dat je het diafragma aanpast bij elke stap, zodat het streepje in het midden blijft staan. Gebruik desnoods S of TV.






woensdag 16 februari 2011

Les 2: Nicole



foto 1: 400 f/6.3 1/250


foto 2: 400 f/6.3 1/400


foto 3: 400 f/6.3 1/500


foto 4: 400 f/5.6 1/400


foto 5: 400 f/6.3 1/640

Les 2: Bodil

iso400 f1.8 1/80sec

iso 400 f1.8 1/25s

iso 400 f1.8 1/25s

iso 400 f1.8 1/25s

Les 1 ISO waarde

Lichtgevoeligheid (ISO),
* Dit is de ISO waarde is in het ‘filmtijdperk’ ook wel bekend als de ASA waarde van een filmrolletje. Als we dan ‘s avonds foto’s wilden gaan maken kochten we een ASA1600 rolletje.
* ASA heet dus ISO in de digitale fotografie en geeft aan hoe snel de sensor reageert op het licht dat door de lens op de sensor valt.
* Een lage waarde (50 of 100) geeft aan dat het relatief lang duurt om een foto te maken, een hoge waarde (400, 800, 1600) geeft aan dat het relatief kort duurt om een foto te maken. Maar hoe lang het echt duurt hangt af van de hoeveelheid aanwezig licht en het diafragma.

* Net zoals bij het wijzigen van de sluitertijd of diafragma kun je ook met ISO waarde een ‘stop’ winnen of verliezen. Elke stap naar rechts (100, 200, 400, 800, 1600, 3200) levert 1 stop extra licht op. Elke stap naar links kost een stop licht.
* Dit betekent dat we met ISO kunnen gaan compenseren. Belichtingsdriehoek/eenheid. Spelen met de ISO waardes is ook ideaal als de omstandigheden niet geschikt zijn voor het gebruik van een flitser (bijvoorbeeld bij een bruiloft in een kerk)
Ruis
*
ISO is dus een ideale manier om bij minder licht toch de gewenste foto te maken.
* De lichtgevoeligheid van de sensor neemt toe, maar je loopt ook meer risico op ‘ruis’ in de foto, digitale foutjes.
* Verschilt per camera en de kwaliteit daarvan.
* Is weg te werken met beeldbewerkingprogramma.
* Kan ook artistiek werken
Conclusie
* Je kunt prima fotograferen tot iso 400, echt hoge iso waardes zijn alleen in extreme gevallen nodig. Vergeet je iso waarde nooit terug te zetten op de gebruikelijk stand, tussen 100 en 400.

Les 2 Diafragma en scherptediepte

Les 2  Wat is eigenlijk het diafragma?

De Belichtingsdriehoek.
* De uiteindelijke belichting op de foto van een scène wordt bepaald door een samenspel van het diafragma, de sluitertijd en de ISO lichtgevoeligheid.
Het diafragma bepaalt hoeveel licht er op de sensor valt. Hoe groter het getal achter f/, hoe kleiner de diafragma opening en hoe minder licht de sensor kan bereiken.
De sluitertijd bepaalt hoe lang het licht op de sensor valt. Hoe langer de sluitertijd, hoe groter de kans op bewegingsonscherpte door trillingen in camera en lens.
De ISO lichtgevoeligheid bepaalt hoeveel invloed het licht dat op de sensor valt heeft voor de uiteindelijke belichting. Hoe groter de ISO waarde, hoe groter de kans op nadelige ruis in de foto.

Diafragma.
* Het diafragma is een ronde opening achterin de lens, die regelt hoeveel licht er doorgelaten wordt, en je kunt de scherptediepte er mee regelen. 
* Het is vergelijkbaar met de PUPIL van het oog. Deze wordt groot als het donker is, klein als het licht is.
* Wordt aangeduidt als f-stops
* Het diafragma is het onderdeel van de camera dat bepaalt hoeveel licht de film of digitale sensor bereikt.
* De sluiter staat een bepaalde tijd open (= sluitertijd), en in die tijd komt er een bepaalde hoeveelheid licht door de lens (= diafragma).

* Door de opening  te veranderen, verandert de hoeveelheid licht die op de sensor valt. Een kleiner diafragma (f11) levert een grotere scherptediepte.
Scherptediepte is het gebied dat scherp wordt afgebeeld.
De hoeveelheid licht die op de sensor valt bepaalt hoeveel scherptediepte er in de foto zit.  = Creatieve manier van fotograferen.

Diafragmawaarde
* De DIAFRAGMAWAARDE heten F STOPS
Diafragma wordt aangeduid met het ‘f-getal. Dit is de brandpuntafstand (f) gedeeld door de diameter van het diafragma (D). Hieruit volgt een F-schaal die de stappen beschrijft van het diafragma:
De meest gebruikte diafragmawaarden zijn F/1,4 - 2 - 2,8 - 3,5 - 4 5,6 - 8 - 11 - 16 - 22-32.
Bij elke stap van links naar rechts wordt de helft van de hoeveelheid licht doorgelaten.
Makkelijker gezegd: hoe groter het getal, hoe kleiner de diafragma opening, hoe minder licht wordt doorgelaten.
* MODERNE camera’s,
f/1 | f/1.1 | f/1.2 | f/1.4 | f/1.6 | f/1.8 | f/2 | f/2.2 | f/2.5 | f/2.8 | f/3.3 | f/3.5 | f/4 | f/4.5 | f/5 | f/5.6 | f/6.3 | f/7.1 | f/8 | f/9 | f/10 | f/11 | f/13 | f/14 | f/16 | f/18 | f/20 | f/22

Klein diafragma (hoge f waarde)
* Bij een KLEIN DIAFRAGMA (vanaf f/11) krijg je weinig licht naar binnen en heb je een lange sluitertijd nodig om een scherpe foto te krijgen. = ALLES SCHERP – GOED VOOR LANDSCHAPS FOTOGRAFIE
Bij een kleiner diafragma (uitgedrukt in een hoge f/ waarde) valt er weinig licht op sensor en neemt de scherptediepte toe. Dit betekent bijvoorbeeld dat je in een landschap ook de achterste rij bomen scherp hebt. Doordat er door de kleinere opening minder licht op de film of lens valt neemt echter ook de sluitertijd toe. De lens moet het licht langer op de sensor laten vallen om de foto genoeg te belichten, er moet licht van verder weg in het beeld de lens bereiken. Hiermee neemt ook de kans toe dat je bewegingsonscherpte krijgt als je de camera beweegt. Een heel klein diafragma is bijvoorbeeld f/18 en f/22, maar we spreken al over klein bij rond de f/10.

Groot diafragma (kleine f waarde)
* Bij een groot diafragma (f/2.8) krijg je veel licht naar binnen en heb je aan een korte sluitertijd genoeg. = GOED VOOR MACRO OF PORTRET
* Bij een groter diafragma (uitgedrukt in een kleine f/ waarde) valt er juist VEEL LICHT op de lens en krijg je veel SNELLER ONSCHERPTE in de achtergrond van je foto. Hierdoor springt het onderwerp als het ware naar voren naar de kijker en geef je daarmee dus extra aandacht aan het onderwerp.
INZOOMEN geeft GROTER EFFECT
Goed focussen is dan erg belangrijk.
Een vol open diafragma is bijvoorbeeld f/1.4 of f/2.8.
Dus:
Bij een KLEIN DIAFRAGMA krijg je weinig licht naar binnen en heb je een LANGE SLUITERTIJD
Bij een GROOT DIAFRAGMA heb je een laag getal, krijg je veel licht naar binnen en een KORTE SLUITERTIJD


Diafragma en Sluitertijd
* Het diafragma werkt in stappen, elke stap heeft een halvering van het licht tot gevolg, en heeft een één-op-één relatie met de sluitertijd.
Als je het diafragma kleiner maakt (minder licht), moet je om dezelfde belichting van het onderwerp te krijgen de sluitertijd verlengen. Laat het diafragma meer licht door dan moet de sluitertijd worden verkort om dezelfde belichting te krijgen. Zo heb je (afhankelijk van de hoeveelheid licht die beschikbaar is) de mogelijkheid om te kiezen voor een bepaalde scherptediepte van een scene.
Als je op f/18 wilt fotograferen om de scene van voor tot achter scherp vast te leggen, dan zul je merken dat je bij donkere omstandigheden al snel een hele lange sluitertijd krijgt en dat een statief dan onontbeerlijk wordt.
STATIEF = HANDIG BIJ BEPERKT LICHT EN VEEL SCHERPTEDIEPTE

Diafragma-prioriteit AV of A van Aperature = engels voor diafragma
Door deze functie in te schakelen kun je met een instelwieltje of via het menu een f waarde selecteren waarbij de camera er zelf voor zorgt dat de goede sluitertijd er bij wordt gezocht zodat je foto niet wordt onderbelicht (te donker beeld) of wordt overbelicht (te fel beeld).

Scherptediepte
Scherptediepte is het gedeelte in het beeld wat scherp is.
Naast diafragma zijn er nog twee andere factoren die de scherptediepte bepalen:
AFSTAND: hoe dichterbij, hoe minder scherptediepte
BRANDPUNTAFSTAND: hoe groter de lens, hoe minder scherptediepte.
Dus, groothoeklens = veel scherptediepte
Zoomlens = weinig scherptdiepte
Compact camera’s hebben over hat algemeen veel scherptediepte.


Bokeh
Fotografen hebben een term om aan te geven dat de scherptediepte (eigenlijk het onscherpe deel van de foto) mooi is. Ze hebben het dan over een goede of slechte bokeh, maar beter kun je spreken van een aangename of onaangename bokeh. Bokeh is afkomstig uit het Japans en benoemt de kwaliteit van de onscherpte. Over het algemeen wordt het het meest gewaardeerd als je bij een grote onscherpte kleine cirkeltjes kunt zien.
Het diafragma maakt gebruik van lamellen om een grotere of kleinere opening te bereiken. Deze lamellen liggen over elkaar heen, hoe meer lamellen worden gebruikt hoe hoger de kwaliteit van de onscherpte. Als er minder lamellen zijn gebruikt zie je dit in de bokeh terug, de rondjes zijn dan hoekiger.
Objectieven
De f waarden komen terug in de specificaties van objectieven (in het geval van compactcamera’s horen ze ook bij de camera), ze geven de maximum opening en minimum opening van het diafragma aan.
De lichtsterkte van de lens is. Gelukkig zetten de fabrikanten dit duidelijk op de doos en de lens zelf. Een 28-135mm lens kent bijvoorbeeld de toevoeging f/3.5-5.6. Dit betekent dat bij de grootste hoek van 28mm de maximale opening van het diafragma 3.5 is, bij de meeste inzoom op 135mm is dit ‘nog maar’ f/5.6.
Formule:
 f-waarde = brandpuntsafstand / diameter opening.
Voorbeeld: 100 mm lens met een openingsdiameter van 25 mm.
f-waarde = 100/25 = 4. Dit is f-waarde of f-stop (relatief diafragma)

Deze "relatieve" diafragma waardes worden F-waardes of F-stops genoemd. )

Opdracht:
Fotografeer een object vanuit verschillende standpunten, maar zodanig dat voor de kijker niet direct zichtbaar is, wat hat object is.
Speel met het diafragma. Zet de camera op M of AV (A).
Denk aan de scherptediepte.




Brandpuntafstand.



De brandpuntsafstand van een objectief is de afstand in millimeters tussen het midden van de lens en de plaats waar de invallende lichtstralen samenkomen.

Een korte brandpuntsafstand (bijvoorbeeld 18mm) zorgt voor een groothoek opname. Dat wil zeggen dat er een groot gebied op de foto vastgelegd wordt. Een voorbeeld hiervan is een landschap. Met een korte brandpuntsafstand zul je een heel landschap kunnen vastleggen. Wanneer de brandpuntsaftstand langer (bijvoorbeeld 180mm) is dan zal er slechts een klein gebied vastgelegd worden. Waar je bij een korte brandpuntsafstand het hele landschap ziet, zie je bij een lange brandpuntsafstand slechts een klein gebied uit datzelfde landschap.

De brandpuntsafstand heeft niet alleen invloed op de hoeveelheid informatie op de foto, maar ook op de scherptediepte van de foto. Een korte brandpuntsafstand (bijvoorbeeld 18mm) geeft een grotere scherptediepte dan bij een lange brandpuntsafstand van 300mm. Een diafragma van F5,6 geeft dus op een 18mm brandpuntsafstand meer scherptediepte dan op 300mm. Wanneer je een foto maakt op 18mm zal zowel het onderwerp als de achtergrond scherp lijken. Bij een langere brandpuntsafstand zal het onderwerp scherp zijn, maar de achtergrond vager worden.










les 2 object ( diafragma) Anneke




beiden F 5.6

portret les 1 Anneke




dinsdag 15 februari 2011

les-1-portret-gretty

f4;1_125s;i6400

les-2-diafragma-gretty

                          f5.6;1_3200s;i6400                                      

f6.3;1_3200s_i6400

f11;1_80s;i6400

f14;1_15s;i6400

Les 2 | Diafragma | Yvonne


f5.6 | 1/80 | ISO-800 | 51mm


f/14 | 1/125 | ISO-800 | 41mm | (flits)


f/14 | 1/125 | ISO-800 | 41mm | (geen flits)


f/14 | 1/80 | ISO-800 | 40mm

Les 1 Portret / Nelleke

f5,6/52mm/1/60s/iso1600

zondag 13 februari 2011

Les 2 | Diafragma | Martine



80mm | f 2.5 | 1/125 sec. | ISO 200

80mm | f1.4 | 1/60 sec. | ISO 1600

80mm | f1.4 | 1/60 sec. | ISO 1600

80mm | f1.8 | 1/3200 sec. | ISO 200

80 mm | f1.4 | 1/4000 sec. | ISO 800

Martine