zondag 20 maart 2011

Les 5 Compositie


Les 5 compositie, kleur & stijl

De Perfecte foto.
Naast de belichtingsdriehoek  en licht speelt compositie ook een belangrijke rol in het maken van een foto. Fotograferen gaat niet alleen om het volgen van regels, daarnaast gaat het ook om persoonlijke impressie. Jouw foto’s zijn een weergave van jouw wereldbeeld en jouw interesses. Hoe meer vertrouwen in belichting en compositie, hoe meer je een eigen stijl kunt ontwikkelen.
Al zou je de foto helemaal op automatisch zetten, jij bepaald uiteindelijk het beeld, het kader.
Wat wil je laten zien en hoe leg je dat vast?

Compositie is niet alleen wat u in de beeldzoeker van de camera ziet; wat je eruit laat is net zo belangrijk.
1. Focuspunt.
De eerste regel van compositie is daarom te proberen de scene zo simpel mogelijk te maken. Kijk om je heen en zoek naar objecten die de aandacht langer vasthouden dan andere. De camera kan dit niet; die legt alleen maar vast. Zoek één focuspunt. Probeer een onderwerp te centreren. Voeg je meer elementen toe, zorg dat ze met het hoofdonderwerp te maken hebben en niet te aanwezig worden. Vaak is een pakkende uitsnede van een klein deel van alles wat er te zien is boeiender dan een totaaloverzicht.

2. Formaat.

Staand: portret of

Liggend: landschap

 




3. Denk aan de gulden snede/regel van derden
 a. In de Griekse oudheid had men al door dat er bepaalde punten in een schilderij zijn waar het menselijk oog vanzelf naar toe werd getrokken. Ook in de architectuur kan een bepaalde verhouding worden gebruikt die als aangenaam wordt ervaren. Deze verhouding wordt de gulden snede genoemd. De gulden snede kan je ook toepassen in de fotografie.

De gulden snede (ook bekend als “de regel van drie”) is wellicht de bekendste en meest toegepaste regel. Gelukkig is de regel ook erg gemakkelijk toe te passen. Je verdeelt je beeld horizontaal en verticaal in drie gelijke delen. Waar de lijnen elkaar snijden, ontstaat een krachtpunt. De lijnen zelf noemen we krachtlijnen. Onze hersenen ervaren onderwerpen die zich op een krachtpunt bevinden als 'aangenamer'. Het is dus ten sterkste afgeraden om je onderwerp in het midden te plaatsen.
1.b Links naar rechts. Wonend in een westerse cultuur zijn we gewend van links naar rechts te kijken. Zo lezen we van links naar rechts, maar onbewust verkennen we een beeld ook van links naar rechts. De beste plaats voor het hoofdonderwerp van een foto bevindt zich daarom meestal aan de linkerkant van het beeld. Als je het onderwerp precies in het midden plaats, is de kijker minder snel geneigd de rest van het beeld te verkennen.



Scherpstellen
Het zal je zijn opgevallen dat bij geen van deze foto’s het onderwerp in het midden staat. Maar daar zit standaard wel het actieve autofocus punt, hoe krijg je dan toch een scherp resultaat op het gewenste deel van de foto. Er zijn twee methoden om zo’n compositie te maken.
De makkelijkste methode is om met het middelste autofocus punt op het onderwerp scherp te stellen. Je houdt de sluiterknop half ingedrukt (je voelt wat weerstand voordat je de foto wordt gemaakt) en past de compositie vervolgens aan zodat het onderwerp op één van de snijlijnen staat, waarna je afdrukt. Maar je kunt ook het autofocus punt veranderen. Rondom het middelste autofocus punt zitten er namelijk nog een aantal. Door het punt te selecteren dat het dichtst op het gewenste snijpunt ligt kun je direct een foto maken met de gewenste compositie. Vergeet niet het punt weer terug in het midden te plaatsen als je weer verder gaat. Hoe je de andere focuspunten selecteert voor jouw camera kun je vinden in de handleiding.

 

 

4. Kom dichterbij

Kom dichter bij het onderwerp (of zoom in) dan je in eerste instantie wilt. Probeer het onderwerp behoorlijk je beeld te laten vullen (bijvoorbeeld door maar 1/3 deel van de foto niet door het onderwerp te laten vullen. Kijk maar eens hoeveel meer interessanter een macro foto van een bloem is dan een setje bloemen van een afstand genomen. Hiermee voorkom je ook dat in de achtergrond storende elementen (prullenbakken, drukke achtergronden) op de foto komen en afleiden van het onderwerp. Je kunt dit ook later in een beeldbewerkingprogramma regelen door een deel van de foto af te knippen.

 5. Diepte aanbrengen:voorgrond/achtergrond
Een andere tip is het plaatsen van iets interessants op de voorgrond van een foto. Als je bijvoorbeeld een landschap fotografeert, probeer een boom / kerk / rotsen, etc. te vinden, en op een snijpunt te plaatsen, waardoor je iets interessants toevoegt op de voorgrond en daarmee ook meer dieptewerking in de foto krijgt.


6a. Perspectiefwerking

Perspectief is een van de eigenschappen die een foto bijzonder boeiend kan maken. Daarbij vallen twee soorten perspectief te onderscheiden. Het eerste is het perspectief dat wordt verkregen door elementen in beeld die afstand suggereren; iets groots op de voorgrond, iets kleins op de achtergrond. Vaak wordt een foto interessanter door iets op de voorgrond te nemen dat de perspectiefwerking vergroot. Denk aan een boom, een doorkijkje, een struik of een paar bloemen. maar ook personen kunnen hiervoor dienst doen. Het is aan de fotograaf de beste mogelijkheden te onderzoeken, alvorens een foto te maken.
Een ander soort perspectief is het atmosferisch perspectief; naarmate beelden zich verder naar de horizon bevinden, worden ze waziger weergegeven. In de landschapsfotografie is dit een prachtig gegeven, dat bijzonder mooie beelden op kan leveren, vooral wanneer van een zekere gelaagdheid gebruik gemaakt kan worden. Dit atmosferische perspectief kan met een telelens prachtig worden weergegeven.


6b. Kikvors- of vogelperspectief?
U hoeft niet bang te zijn om te experimenteren tijdens het fotograferen. Durf eens plat op de buik gaan liggen, of het fototoestel hoog boven uw hoofd houden. Dat levert vaak verrassende foto's op.

Wanneer u de camera veel lager houdt dan normaal spreken we van een kikvorsperspectief. Een dergelijke opname moet natuurlijk wel bij het onderwerp passen. U gebruikt een laag standpunt om objecten groter te laten lijken, om veel voorgrond in beeld te krijgen of om heel veel lucht te laten zien. Bij het fotograferen van dieren en kinderen is het bovendien belangrijk op ooghoogte te werken. En dat betekent dat u door de knieën zult moeten.

Het tegenovergestelde van het kikvorsperspectief is het vogelperspectief. Een wat hoger standpunt dan gebruikelijk kan al een betere foto opleveren. Klim eens op een stoel om een foto te maken, of houd het fototoestel gewoon boven uw hoofd. Het vogelperspectief is ook handig in een grote mensenmassa waar u op ooghoogte niet veel kan zien.

6c. Perspectief bij mensen.
Belangrijk is om op ooghoogte te blijven, maar speel met de effecten.
Hoog camerastandpunt: kijk je op de persoon neer; letterlijk en figuurlijk. De camerahoek maakt de persoon kleiner en minder belangrijk.
Laag standpunt maakt een persoon langer en sterker , omdat je tegen hem op moet kijken. Dit is handig als je bijv. macht wil uitdrukken.


7a. Lijnen

Gebruik elementen zoals beekjes, muurtjes, elektriciteitsdraden en weggetjes om het oog naar een onderwerp te leiden. Door de lijnen te volgen van deze elementen kijk je dieper de foto in. Lijnen zijn een van de belangrijkste elementen (naast – gekleurde – vlakken) om een compositie mee te bepalen.

7b. Diagonaallijn.

Een duidelijke lijn die van linksonder naar rechtsboven loopt voert de blik van de kijker 'de foto in'. Het geeft dynamiek of diept aan de foto. Een lijn die juist in tegengestelde richting loopt (van rechtsonder naar linksboven) doorbreekt de vaker gebruikt diagonaallijn en kan daardoor zelfs nog sterker werken
. Vogel perspectief.

7c. Horizonlijn

Let op de horizonlijn. Als je de camera recht naar voren houdt, dan komt de horizonlijn altijd precies midden in het beeld. Dit is saai en voorspelbaar. Als je de camera iets voor- of achterover kantelt, dan ligt de horizon mooi onder of bovenin de foto (het helpt niet om een hoger of lager standpunt in te nemen, de horizon blijft steeds in het midden van je blikveld liggen). Dit levert een sprekender foto met meer diepte op.
Wolkenluchten kunnen heel sfeervol zijn, maar vaak zal de voorgrond belangrijker zijn voor de sfeer of voor de informatievoorziening over de plaats waar de foto is gemaakt. In zo'n geval kun je overwegen de horizon zo hoog in beeld te plaatsen dat er amper of geen lucht meer op de foto komt.

8. Vrijmaken van de achtergrond

Om de aandacht goed op het onderwerp gericht te krijgen moet je het proberen vrij te maken van de achtergrond. Dit kan door de achtergrond onscherp te maken waardoor het scherpe deel uit de foto springt, maar ook bijvoorbeeld met contrasten in kleur of licht en donker.

9a. Kleuren en dieptewerking

De verschillende kleuren uit het kleurgamma dat wij kunnen zien hebben allemaal andere eigenschappen. Licht is een straling die zich als golven gedraagt. daardoor is de kleur te beïnvloeden met behulp van filters.
Rood is een kleur die erg veel aandacht trekt, terwijl koele kleuren als blauw en groen op de achtergrond komen. Verschillende kleurcontrasten kunnen een foto extra inhoud geven. het rood - groen, geel - violet, of blauw - oranje contrast valt erg op en geeft een extra dimensie aan een foto.  Of zoek kleuren die juist harmonieus met elkaar werken.
Net als bij het verven van een kamer passen sommige kleuren wel of niet bij elkaar.
Kleuren zijn sterk met licht achter de camera, zwak bij tegenlicht. Handig om te weten als kleur wel of niet een rol moet spelen.
Bij het portretteren van mensen kan je vragen gelijksoortige kleuren aan te trekken

9b. Kleur verzadiging toepassen via camera. Handleiding.

10a. Ritme

Ritme is herhaling. Ritme is het vullen van het beeld met steeds dezelfde vormen.  Overal zijn patronen. In de natuur, in de supermarkt. Je kunt ook zelf een ritme creëren door een sterke telelens te richten op objecten die relatief ver uit elkaar staan. Of close up fotograferen. Bijv. Bloemen of stenen, lijnen van de natuur.
Voor het fotograferen van ritme kun je het beste een relatief hoog camerastandpunt kiezen. Schuin omlaag gekeken, bijvoorbeeld vanaf een dijk of vanaf het dak van een flat, ontstaan ritmes die vanaf de grond niet zichtbaar zijn.
Het omgekeerde geldt echter ook. Als je lopend op de straat omhoog kijkt naar de gevels van gebouwen zul je vaak hele mooie ritmes ontdekken.
Er is geen vaste ideale belichting.
Belangrijk is wel om goede uitsnede te maken. 



10b. Textuur
Vertelt hoe het onderwerp aanvoelt.
Met zijbelichting kan je de textuur van een onderwerp duidelijk zichtbaar maken.
Belangrijk is om dicht op het onderwerp te zitten.




11. Reflecties

Ga na een regenbui op pad, met behulp van de plassen op de straat kun je heerlijk spelen met reflecties. Door het beeld te draaien is voor de kijker niet meteen duidelijk hoe de vork in de steel zit, waardoor deze langer bij je foto zal blijven hangen. En dat is natuurlijk precies de bedoeling.



Variëren met de camerahoek
Fotografeer vanuit verschillende standpunten. Loop om je onderwerp heen. Licht veranderd, achtergrond veranderd. Ga verder weg kom dichterbij. Laag of hoog.

Zoek continue naar nieuwe hoeken en gezichtspunten

 

 

Experimenteer

Hoe meer je experimenteert en oefent, hoe sneller je het gewenste effect bereikt en tot interessante composities komt. Het uiteindelijk doel is dat de kijker net even wat langer naar jouw foto kijkt dan naar die van de ander. Dat kan zijn omdat het onderwerp verrassend of interessant is of juist omdat het heel bizar in beeld is gebracht.

Maar…

Wijk ook vooral af van “de regels”. Elk onderwerp vraagt zijn eigen aanpak en soms is het juist weer beter om een onderwerp midden in het beeld te zetten, de horizon schuin te laten lopen of een gek scherpstelpunt toe te passen. Het belangrijkste is dat je er lol in hebt. Ga op pad, een foto die je wel neemt is oneindig veel beter dan een foto die je niet neemt. Met veel oefening en experimenteren krijg je het vanzelf in de vingers, neem het niet te serieus en geniet van het proces. Goed en fout bestaat niet, een compositie die werkt is per definitie een goede compositie.

Oefenen:
Met perspectief: Kikker en vogel
Fotografeer vanuit verschillende standpunten: ver weg, dicht bij, boven af onder op
Speel met lijnen
Probeer de gulde snede uit.
Werk met kleuren: contrasterende of juist harmonieuze
Reflecties
Opdracht:
1a) Fotografeer in de stad/het dorp./woonomgeving.
Kijk om je heen. Wat spreekt je aan. Wat wil je laten zien? De mensen in de stad? De gebouwen? De rustige plekjes? De winkels? De gevarieerdheid? Architectuur?
Speel met (een paar van) de 11 punten van compositie Gebruik de punten die bij jouw foto van toepassing kunnen zijn?
Dus bij architectuur kan je spelen met reflectie en ritme en kleur.
Bij het fotograferen van mensen kan je spelen met afstand, perspectief, kleuren en  de gulde snede
Bij  het fotograferen van stadlandschappen krijg je te maken met lijnen
Etc.
Vind je eigen stijl, gebruik je eigen compositie.
1b) Fotografeer reflecties.
 p.s. voel je vrij om missende voorbeeld foto's aan te vullen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten